Alpiene gevaren en lichamelijke gezondheid


Alpiene gevaren

Vanwege het steile terrein, het grillige weer en de afgelegenheid herbergt het (hoog)gebergte vele gevaren. De bewustwording en het herkennen van risico's in de bergsport is van belang, opdat men deze risico's kan beperken, of liever zelfs geheel kan vermijden. In dit hoofdstuk komen voornamelijk objectieve natuurgevaren aan bod, o.a. gebaseerd op statistieken en analyses van bergsportverenigingen en het tijdschrift voor bergsport-risicomanagement Bergundsteigen. Alle menselijke factoren daarentegen, die bergsportrisico's beïnvloeden, worden behandeld op de pagina Planning & uitrusting.
     Te beginnen met het meestbesproken onderwerp in alledaagse conversaties: het weer. De veranderlijkheid van het weer in de bergen wordt namelijk vaak onderschat. Het juist inschatten van de ontwikkeling van het weer en het nemen van een adequate beslissing bij twijfel over de stabiliteit van het weer, maken echter het verschil tussen een vervroegde maar veilige thuiskomst, of een dramatische afloop. Hevig onweer, wolkbreuken en zelfs sneeuwval en ijzel (ook midden in de zomer!) kunnen de voortzetting van de tocht of een afdaling onmogelijk maken. Uit een wolkenloze lucht kan in het hooggebergte binnen een uur een hevig onweer ontstaan – vaak blijkt een uurtje te kort om jezelf in veiligheid te brengen! De voortekenen van een weeromslag zijn:
Mocht het ooit, om wat voor reden dan ook, toch onvermijdelijk zijn in onweer terecht te komen, weet dan hoe te handelen: zie daarvoor het overzicht met veiligheidsmaatregelen. Dat blikseminslag een reëel gevaar vormt voor bergsporters, blijkt meermaals per jaar uit diverse nieuwsberichten. Meer algemene informatie over het weer in de Alpen is te vinden op de pagina Klimaat en weer.
     In het (hoog)gebergte kun je ook te maken krijgen met sneeuw. Zo moet men 's winters in de Alpen rekening houden met gemiddeld een meter sneeuw per 1000 m hoogte. Door een combinatie van veel verschillende variabelen zoals o.a. de helling, eventuele begroeiing, de structuur en opbouw van het sneeuwdek, temperatuur en wind, kunnen er lawines ontstaan. Sneeuwlawines kunnen in de bergen strikt genomen het hele jaar voorkomen (in het hooggebergte kan het immers ook 's zomers sneeuwen), maar het risico is natuurlijk het grootst in de maanden oktober tot en met april, waarin er normaal gesproken een gesloten sneeuwdek ligt. Lawinegevaar mag nooit onderschat worden: het betreden van onaangeroerde, besneeuwde berghellingen zonder begroeiing is levensgevaarlijk! Lawinekunde is een wetenschap op zich en het inschatten van lawinegevaar vereist dan ook specialistische kennis, die alleen door een intensieve opleiding of door jarenlange ervaring kan worden aangeleerd. De overlevingskans in een lawine is zonder lawinepieper (LVS) en/of lawine-airbag in feite nihil, en zelfs mét deze hulpmiddelen ist slechts te hopen dat hulp van derden op tijd arriveert.
     Doch zelfs buiten het winterseizoen – met name in het voorjaar, maar principieel het hele zomerseizoen – kunnen relatief eenvoudige bergwandelingen zich tot een uiterst riskante onderneming ontwikkelen als men daarbij te maken krijgt met restsneeuw. Restsneeuwvelden vormen een niet te onderschatten risicofactor en zijn met name aan te treffen onderaan steile hellingen en rotswanden, in bergkloven en op noordelijk geëxponeerde berghellingen. Dergelijke sneeuwvelden bestaan uit sterk gecompacteerde oude sneeuw en het traverseren hiervan leidt helaas ieder jaar weer tot dodelijke ongevallen omdat een val vrijwel niet is af te remmen zonder pickel. Meer informatie en adviezen om sneeuwvelden veilig over te steken, zijn te lezen in een nieuwsbericht d.d. 21-03-2012.
     Verder schuilt een bekend, maar helaas onvoorspelbaar gevaar in de kwaliteit en stabiliteit van het gesteente. Met name verwering en erosie ten gevolge van weersinvloeden of biologische en chemische processen, maar ook tektonische verschijnselen zoals aardbevingen, zorgen ervoor dat gesteente op den duur breekt, losraakt en in beweging komt. Het voorspellen van eventueel hieruit voortvloeiende massabewegingen is echter erg moeilijk, zo niet onmogelijk – zelfs voor deskundigen zoals geologen en geotechnici. Weliswaar is de kans dat men tijdens bergsportactiviteiten met grote massabewegingen te maken krijgt erg klein, maar loszittend en brokkelig gesteente zal men ongetwijfeld méér dan eens tegenkomen.
     De kans dat gesteente spontaan losraakt is het grootst na vorstperiodes, zoals met name in het voorjaar of na nachtvorst, en na regenval. Grotere aardverschuivingen treden voornamelijk op tijdens of kort na neerslagperiodes. Bovendien heeft ook het veranderende klimaat, wat zich o.a. uit in toegenomen neerslagintensiteit en vooral het smelten van permafrost in het hooggebergte, al meetbaar geleid tot meer aardverschuivingen en rotslawines. Voor meer informatie hieromtrent, zie o.a. ZAMG, PermaNET (+ video) en een nieuwsbericht d.d. 16-08-2015.
     Wat echter helaas veel vaker voorkomt, is dat vooruitgaande wandelaars of klimmers stenen lostrappen: zelden expres, maar meestal wel door onoplettendheid. Ook kan het gebeuren dat dieren zoals gemzen of steenbokken, al dan niet op de vlucht voor menselijke indringers, bij de voortbeweging stenen lostrappen. Van de mogelijke gevolgen is men zich helaas zelden bewust: één steentje slechts ter grootte van een kers kan in vrije val makkelijk iemands schedel doorboren! Daarom is het uiterst belangrijk om hiermee rekening te houden door je ten eerste met behoedzaamheid voort te bewegen en geen stenen los te trappen, en ten tweede voor de eigen veiligheid altijd een klimhelm op te zetten bij het passeren van steile rotswanden.
     Ten slotte kan hoogteziekte een hoogalpiene bergtocht zeer bemoeilijken en bij gebrek aan de juiste behandeling zelfs levensgevaarlijk worden. Hoogteziekte ontstaat doordat het lichaam zich niet snel genoeg kan aanpassen aan de hoogte. De atmosferische luchtdruk neemt namelijk af naarmate je hoger komt, waardoor lucht minder makkelijk de longen in stroomt en je longen dus harder moeten werken om genoeg zuurstof binnen te krijgen. Dit is in de eerste plaats te merken aan het uithoudingsvermogen: de lichamelijke prestaties nemen sterk af vanwege het zuurstoftekort. Zo redden doorgetrainde (beroeps)alpinisten, die in de Alpen met relatief gemak een hoogteverschil van meer dan 500 m per uur kunnen behalen, boven 8000 m hoogte nog amper 100 m per uur. Maar ook de verstandelijke vermogens nemen geleidelijk af: vele alpinisten die zich aan de hoogste toppen van deze aarde wagen, kunnen op het laatst niet meer helder denken en verliezen de controle over hun acties, zoals het inzicht om op tijd af te dalen als de omstandigheden te gevaarlijk worden – helaas met fatale gevolgen.
Een grafiek van de luchtdrukafname is te vinden bij de foto's onderaan deze pagina. Meer informatie over het verloop en de preventie van hoogteziekte is te vinden in het volgende hoofdstuk.

Lichamelijke gezondheid

Een optimale lichamelijke gesteldheid is bij het uitoefenen van sport van groot belang. Daarom kan een overzicht van de mogelijke gezondheidsrisico's nuttig zijn, zodat preventieve maatregelen zijn te treffen en je weet wat te doen als je met een bepaalde aandoening te maken krijgt.
     Zoals reeds in het vorige hoofdstuk genoemd, heeft een lagere luchtdruk – m.a.w. de kans op het ontstaan van hoogteziekte – een sterke invloed op het functioneren van het lichaam. Hoogteziekte bestaat uit drie fasen:
De effectiefste manieren om hoogteziekte te voorkomen zijn: langzaam stijgen (slaapplaats per dag niet meer dan 400 m naar boven verplaatsen) zodat het lichaam de gelegenheid krijgt te acclimatiseren, en vooral veel drinken!
     Een ander "sluipend" gevaar bij toenemende hoogte is UV-straling: de stralingsintensiteit neemt toe met ca. 20% per 1000 m. Zonnebrand, sneeuwblindheid, of zelfs een zonnesteek of hitteberoerte kunnen de (pijnlijke) gevolgen op de korte termijn zijn. Deze aandoeningen kunnen in elk jaargetijde voorkomen! In de zomermaanden is de invallende straling het sterkst en altijd geldt dat de hoeveelheid straling het grootst is tussen 11 en 15 uur. Verder is ook de reflecterende werking van de ondergrond niet te onderschatten: zo reflecteert verse sneeuw tot wel 95% van de straling, oude sneeuw 80% en lichtgekleurd (kalk)gesteente 50%. Het lastige van de boven beschreven aandoeningen is dat klachten pas na een vertraging van 6-12 uur optreden, dus wanneer het kwaad al is geschied. Zonnebrand en sneeuwblindheid gaan, bij onmiddellijke vermijding van verdere blootstelling aan zonlicht, na één tot vijf dagen vanzelf over, afhankelijk van de ernst van de verbrandingen. Maar let op: op langere termijn veroorzaakt zonnebrand o.a. versnelde huidveroudering, pigmentvlekken en huidkanker! Sneeuwblindheid op zijn beurt kan leiden tot chronische zichtproblemen als staar (cataract) en maculadegeneratie door onherstelbare beschadiging van het netvlies. Het is dus zeer wenselijk om dergelijke schade als gevolg van UV-straling of overmatige hitte te voorkomen. Dit is gelukkig goed mogelijk, en wel door het frequent opsmeren van anti-zonnebrandcrème met een hoge beschermingsfactor (SPF 30+), en het dragen van een hoofddeksel en een donkere zonnebril met UV-filter.
     Ten slotte is de juiste voeding belangrijk om het lichaam in vorm te houden. Veel drinken is, zoals reeds vermeld, in de eerste plaats van belang om de acclimatisatie te bevorderen en zo de kans op hoogteziekte te verkleinen. Hoewel de vochtbehoefte sterk persoonsafhankelijk is, kan men toch stellen dat het menselijk lichaam op inspannende dagen in de bergen minimaal 4 liter vocht nodig heeft, aangevuld met extra elektrolyten (zouten en mineralen): drink niet te veel zuiver water vanwege het risico op waterintoxicatie. De meest geschikte dranken zijn vruchtensap of isotone sportdrank – koolzuurhoudende dranken worden daarentegen afgeraden. Mijd vooral alcoholische dranken, daar deze de coördinatie en het beoordelingsvermogen negatief beïnvloeden. Houd rekening met een vochtverbruik van ten minste één liter voor drie uren bergwandelen. Drink met regelmatige tussenpozen (bijvoorbeeld elke 20-30 minuten) een paar flinke slokken, of vaker indien een sterk dorstgevoel blijft.
     Evenzo van belang als vocht is echter vast voedsel, want met een lege maag en een energietekort kan geen mens fatsoenlijk presteren. Op zijn minst drie hoofdmaaltijden per dag (een degelijk ontbijt, lunch en avondmaaltijd), rijk aan koolhydraten en eiwitten, maar liefst arm aan verzadigde vetten, zijn voor (berg)sporters aanbevolen.
Nota bene: veel lichamelijke problemen die optreden bij bergsport zijn te wijten aan een slechte voorbereiding, of concreter: een gebrek aan training. Zo is een geleidelijke opbouw van kracht en conditie nodig om overbelasting te vermijden. Meer informatie over menselijke factoren met betrekking tot risico's in de bergsport is te vinden op de pagina Planning & uitrusting.

Veiligheidsmaatregelen

Een overzicht met praktische tips en aanbevelingen voor zowel de voorbereiding als de uitvoering van bergtochten, is te vinden op de pagina Planning & uitrusting.

Foto's (4)